Voor Salwa Abdallah, uit de Nubabergen in Soedan, is eten nooit een prioriteit geweest. Ze is groot geworden op één, hoogstens twee maaltijden per dag. Maar aan energie heeft ze nooit gebrek gehad. Ze heeft altijd al gewerkt. Tijdens de basisschool verkocht ze al pitten en pinda’s als snack aan schoolgenootjes. Haar studie aan de universiteit bekostigde ze zelf met de verkoop van zelfversierde omslagdoeken die Soedanese vrouwen dragen als ze naar buiten gaan. Na haar studie heeft ze daarmee een tussenmuur en een rieten overkapping voor een deel van de binnenplaats van haar familiehuis bekostigd, om daar een kleuterklas te beginnen. “De meeste kleintjes in mijn buurt zitten thuis of hangen op straat. Hun moeders werken als was- of poetsvrouw voor een dagloon en kunnen de kleuterscholen verderop niet betalen,” legt ze uit.

Salwa is in 1985 geboren. Toen ze een  jaar of vijf was, kreeg drie geitjes toegewezen om dagelijks te hoeden. Maar dat deed ze niet. In plaats daarvan liep ze haar oudere zusje achterna, die verderop, als enige van haar zes zussen, naar school ging. De schooldirecteur die zag dat ze slim genoeg was, liet haar toe. Haar moeder steunde haar en na maandenlang gestechel met haar vader, gaf hij eindelijk toe en mocht ze ook naar school. Halverwege de jaren negentig werd het oorlogsgeweld in de Nubabergen te hevig en vluchtte het gezin naar Khartoem. Nadat ze de midelbare school had afgerond, schreef Salwa zich in voor de studie ‘kantoormanagement’ aan de universiteit. “Ik begreep weinig van al die lijsten met wat je allemaal kan studeren”, vertelt ze lachend.  “En niemand in m’n familie had er genoeg verstand van om me te helpen.”

De studente kwam er al snel achter dat ze dit niet de geschikte studie voor haar was, maar ze zette door. “Toen ik klaar was, wist ik niet hoe en waar ik werk moest zoeken. Ik besloot om me op vrijwilligerswerk te richten, omdat ik dat behalve belangrijk ook leuk vind. Soedanese organisaties boden gratis cursussen aan voor vrijwilligers in arme wijken waar veel ontheemden wonen, en ik heb er een aantal gevolgd, zoals ‘basiseducatie aan volwassenen’ en een opleiding tot paralegals, zodat je bijvoorbeeld politieagenten die over de schreef gaan, met het wetboek in de hand erop kan aanspreken en buurtbewoners kan bijstaan.

Salwa, ongetrouwd gebleven, runt nu alweer meer dan 12 jaar haar kleuterklasje. Geld verdient ze nu met de verkoop van huishoudspullen en beddegoed ingekocht bij de groothandel, aan vrouwen in de buurt. “Vaak ook op afbetaling, want de meeste moeders verdienen niet genoeg om grotere bedragen in een keer uit te geven. Zo helpen we elkaar ook.”

Veel vrouwen in haar wijk ver buiten het centrum van de stad zijn analfabeet. Salwa heeft ze niet alleen de beginselen van lezen en schrijven aangeleerd, maar ook om hun mobieltje te gebruiken. Velen raakten die nameijk kwijt als ze aan een voorbijganger moesten vragen om een telefoonnummer op te zoeken.

“We zijn door de jaren heen een hechte groep geworden, 25 vrouwen die elkaar steunen door dik en dun. We houden samen zo goed als mogelijk de buurt schoon en helpen elkaar als dat nodig is,” vertelt Salwa. “Als ze iets met de gemeente moeten regelen, komen ze meestal naar mij. Ik help ze graag,” lacht ze.

Ook als je haar vraagt naar haar dromen, blijft ze praktisch. “Het gaat nu economisch zo slecht met Soedan dat veel mensen het schoolgeld nauwelijks meer kunnen betalen. Ze sturen nu vaak het oudste kind naar school, en de rest blijft thuis of doet klusjes op de markt. Deze kinderen gaan tussen de wal en het schip vallen. Als ze ouder dan zeven jaar worden, nemen scholen ze niet meer aan. Ik zou dolgraag een klas voor ze openen om ze bij te spijkeren.”

Wat haar drijft? “Als ik naar de mensen om me heen kijk, dan zie ik mezelf weerspiegeld in hen. Toen ik klein was, hadden we het thuis goed. Het werd daarna minder, en in Khartoem weer minder. Ik heb het toch gered. Dan kan ik toch niet anders dan me inzetten om anderen te helpen zich ook te redden?”